Ian Pace & Frederik Croene op twee piano’s, Soetezaal STUK, Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant
TRANSIT is niet iets dat je zomaar meemaakt. TRANSIT moet je laten bezinken. Dat herkauwen is een noodzakelijke stap in het ervaringsproces, want ander mis je the point. Het slotconcert op zondag was geen uitzondering.
Om het drie dagen durende weekend af te sluiten, had het Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant haar twee huispianisten, Ian Pace en Frederik Croene, opgetrommeld om een verrassend programma te brengen. De eerste helft van de avond bleef de verrassing nog even uit, hoewel het programma zeer gevarieerd was. De opener van Evan Johnson was jammer genoeg een creatie zonder fut. Het was een opeenvolging van zeer ijle klanken, sempre pianissimo, en stilte. Wat een magische sfeer had moeten en kunnen oproepen, bleef platjes aan de oppervlakte en daagde het publiek amper uit. Het bleef stilletjes doorkabbelen zodat de omgevingsgeluiden meer opvielen dan het fijn vingerwerk van Pace en Croene.
Uitdagender was de Derde Symfonische Studie van Michael Finnissy. Er waren herkenbare passages in de typische new complexity stijl (snelle, precies getimede noten zonder rustpauze) die werden afgewisseld met bijna romantische delen. Achteraf bleek dat hij zich geïnspireerd had op werken van Czerny, Schumann en Dukas, weliswaar steeds met die éne ongewone noot om het zich toe te eigenen.
Net voor de pauze was een korter werk van Konrad Boehmer, Furientanz. De titel zegt genoeg. Strakke ritmes, bokkesprongen, veel trillers, verlegde accenten. Het leek bij momenten op een demonische offerdans, die het publiek probeerde te bezweren. De pianisten waren merkbaar een beetje uitgeteld toen de laatste noot wegebte, een pauze was verdiend.
Na de pauze haalde TRANSIT multimediale middelen en gadgets uit de kast. Collectief ç’a b’âm haalde met voorsprong de medaille voor origineelste werk. Zij ontwikkelden een videospel – heerlijk oldschool, inclusief 8-bit geluidjes! – waarbij de pianisten eenden moesten neerschieten. Een geconcentreerde samenwerking was nodig, want het mikpunt bewoog naarmate de pianisten hoger of lager speelden op de piano. Om te schieten, moesten ze tegelijkertijd meppen op het klavier. In vijf ronden (steeds sneller; adagio, andante, moderato, allegro, presto) haalden ze een highscore van 310 punten én het gejuich van de hele Soetezaal.
Doppel van Michael Beil was weer iets nauwkeuriger. Dat moest ook wel, want elke beweging en muzikale trek van de pianisten werd opgenomen en geprojecteerd op het scherm achter hen, waarna dezelfde procedure volgde. Op een bepaald moment speelden 10 muzikanten tegelijkertijd. Het verrassingseffect zat hem in de delen waarbij één pianist op de klep speelde, en dus geen geluid maakte, maar toch ergens weerklonk in de opnames die daarvoor al geweest waren. Dit werk speelde met geluiden uit verleden en toekomst, en maakte het publiek, of mij alleszins, zo nieuwsgierig naar wat zou volgen, dat dit allicht het meest interactieve werk was van de avond. Al was het maar psychologisch.
Het laatste werk was een fijne uitsmijter van een kleine vijf minuten. De pianisten namen voor één keer plaats achter dezelfde piano en kregen van de componist himself handboeien omgebonden. Con-Join was een schizofreen en lichtelijk kinky gevecht tussen twee pianisten, en twee gecreëerde persoonlijkheden die zich probeerden te uiten in de muziek. Ze vochten om aandacht en gingen uiteindelijk allebei onderuit. Humoristisch, maar allicht spannender voor hen dan voor ons.
Het feit dat alle componisten (of computernerds die dat spel ontwikkelden) in de zaal zaten, en dat enkele werken voor de allereerste keer gespeeld werden, zorgde wel voor een aangename spanning. Ook Pace en Croene brachten een fijne dynamiek aan het klavier, hun combinatie werkte door en door. TRANSIT mag terecht trots zijn op het laatste concert.