Een 400-tal pagina’s die meermaals het label ‘Grote Vlaamse Roman’ kregen opgespeld, maar ook buiten onze landsgrenzen gevoelige snaren raakten. Een generatieportret van getraumatiseerde boomers, die weliswaar op dezelfde manier picture perfect willen zijn als wij op onze social media. Ook zeven jaar na publicatie blijkt Wij en ik van KU Leuven-alumna en writer-in-residence Saskia De Coster nog steeds een spiegel voor onze ingewikkelde relaties met familie, sociale klasse, communicatie en het onvermogen daartoe. Of dat bleek toch uit de boeiende leesclub waarin ze in dialoog ging met een enthousiast groepje studenten. “Een ongelukkige kindertijd is een goudmijn voor een schrijver, maar een hypergelukkige kindertijd is soms ook een verschrikking”.
“Ik ga er even het boek bij nemen, want straks beginnen jullie over passages die ik me zelf al niet meer herinner”. Wanneer Saskia De Coster plaatsneemt voor de Zoomsessie – mijn blik glijdt soms af naar de kamerplanten op de achtergrond – is het meteen duidelijk dat ze allesbehalve heeft toegezegd voor een banaal hoorcollege over de making of van haar succesroman. Wat volgt is een gesprek dat een uur lang uitwaaiert van de zin en onzin van de intentie van een auteur achterhalen, tot koppels die cheesy foto’s posten om een relatiecrisis te verbergen, tot commentaar van Nederlandse redacteurs op Vlaams taalgebruik. Maar even vlot zet ze die gedachtesprongen hoofdschuddend weer op pauze om onze ervaringen te laten spreken. Of ook wij iets van onze levens herkennen in de prestatiedruk waaronder de personages gebukt gaan? Of we een personage te snel veroordelen? Er vallen korte stiltes tussendoor, maar van het soort waar altijd weer nieuwe ideeën uit voortvloeien.
Weinig openingszinnen weten de sfeer van een roman zo krachtig te vatten als “Niemand komt zomaar op de berg”. De berg in Wij en ik is een even elitaire als beklemmende Vlaamse villawijk, waar je je als lezer meteen een ongeïnviteerde indringer achter de buxusbollen voelt wanneer je een blik werpt in de levens van Stefan en Mieke. Hij probeert zijn farmaceutisch bedrijf te redden van de ondergang, maar gaat gebukt onder opgekropte jeugdtrauma’s. Zij liet haar carrière als juriste varen bij de geboorte van hun dochter Sarah. Al snel blijkt dat de ambitie waarmee ze hun leven vormgeven voor buren, collega’s en kennissen die ze vrienden noemen een masker is. En met elke pagina stel je niet meer de vraag óf dat ooit zal afvallen, maar wanneer.
Familiebanden, en hoe die vaker dan we willen als een donkere wolk boven ons leven hangen, zijn een constant terugkerend thema in het werk van Saskia De Coster. Het fascinerende aan families schuilt voor haar in de vele contradicties die erbinnen schuilgaan: “families zijn als een eiland waar we proberen dichter bij elkaar te raken, maar elkaar soms ook ontlopen.” De titel Wij en ik omvat dan ook het hele spanningsveld tussen samen zijn en tot elkaar veroordeeld zijn, tussen lichamelijk bij elkaar zijn en vaak niet van elkaar weten wie je écht bent. Het is een ambiguïteit waaruit er tientallen nieuwe voortkomen, zo blijkt uit onze impressies van de roman. De personages zijn overbeschermend, maar ook in staat om elkaar vrij te laten als een ultiem teken van liefde. In hun nabijheid raken ze steeds meer vervreemd, maar ondanks hun botsende karakters groeien ze hier en daar ook naar elkaar toe.
Hoe doe je dat, een roman schrijven waarin het hoofdpersonage net de witruimte tussen personages is? Met heel veel geduld en ruimte om alle nuances in je hoofd een eigen leven te laten leiden, zo blijkt. “Het kost me inzicht om een personage van binnenuit te leren kennen. In een kortverhaal heb je genoeg aan een oppervlakkig beeld, maar met een roman die tientallen jaren beslaat is het complexer.” Toch blijkt het venijn vooral in het einde te zitten, ongeacht de lengte van een tekst. De Coster geeft toe dat de veelbesproken ontknoping van Wij en ik (geen spoiler alert) er in een eerdere versie van de roman nog een extra hoofdstuk bij kreeg, maar uiteindelijk schrapte ze het omdat het “te veel echo’s van slechte films” in zich droeg. “Hoe de geschiedenis zich al dan niet herhaalt en hoe je als individu dat patroon al dan niet kan doorbreken, ook dat zijn dingen die me fascineren”.
Een roman die de kneuterigheid van all white verkavelings-Vlamingen aan de kaak stelt voordat #MeToo en Black Lives Matter de opiniepagina’s haalden, wordt 7 jaar na publicatie onvermijdelijk gelezen als een tijdsdocument. De Coster is begripvol tegenover een boze mail die ze kreeg toen een personage het N-woord gebruikte, maar pleit ook voor voldoende ademruimte om in de literatuur het racismethema aan te kaarten. “In mijn laatste roman Nachtouders komt het N-woord ook voor, maar uitgesproken door een overduidelijke boomer die is opgegroeid in een wereld van “geld inzamelen voor de kindjes in Afrika”. Daar is het overduidelijk een impliciete kritiek, dus ik kies bewust niet voor censuur of een vervalsing van de geschiedenis. Fictie is nu eenmaal geen verlengstuk van je eigen mening, anders is er geen verbeelding meer.”
