Een jongleur tegenover een drummer, twee grijze pionnen in een abstract landschap als een omgevallen blokkendoos. Wat begint als licht verteerbaar spierballengerol voor jong en oud, ontvouwt zich tot een entertainende én ontroerende multimediale timelapse van de strijd tussen mens en technologie. Om écht meer vragen dan antwoorden op te roepen blijkt die frontlinie al iets te fel platgetreden, maar verfrissend is Post uit Hessdalens performance “door mens en robot, voor mens en robot vanaf 6 jaar” absoluut.

Een oorverdovende knal op het drumstel en een spot op het gezicht van jongleur Stijn Grupping, die een balletje laat vallen op het schuine zijvlak van een van de driehoekige blokken op de scène. Het ding stuitert naar een andere driehoek, en wat volgt is een kettingbotsing van steeds sneller bliksemende ballen, aangedreven door de beats van drummer Frederik Meulyzer. Dan een versnelling hoger, met meer ballen, lichtgevende ballen, drums die oplossen tot vloeiende synths. De basisingrediënten van een avond met Post uit Hessdalen zijn onmogelijk in één genrehokje te plaatsen, en ambiëren dat ook allerminst. En dat recept werkt. Hoewel de leeftijd van het STUK-publiek op donderdagavond aanzienlijk hoger ligt dan de eigenlijke doelgroep van circusperformances, doet elke variatie op het thema menig toeschouwer mee promoveren tot een soort stuiterbal, gehoorzaam meeknikkend met zijn ogen achter de balletjes aan. Verrassing en voorspelbaarheid liggen hier – op een goede manier – dicht bij elkaar.
Tussen het rood-wit en paars-geel van de spots op alle ballen en driehoeken – en het schaduwspel van die vormen op elkaar – waan je je haast in een Kandinsky of Rodchenko. Het is ook in die tijdsgeest, en het bijbehorende blindelings vertrouwen in technologische vooruitgang, dat Post uit Hessdalen de mosterd haalde. Precies honderd jaar geleden schreef de Tsjechische auteur Karel Çapek het toneelstuk R.U.R., een dystopische Frankensteinfantasie waarin de vijand voor het eerst de naam ‘robot’ kreeg. Die dualiteit tussen mens en machine – en het constante vervagen daarvan – is een hapklare rode draad door de performance, die nadrukkelijk komt bovendrijven wanneer de blokken volwaardige robots blijken. Ze kunnen niet alleen zonder helpende hand van de jongleur rondjes draaien op het podium, ze verdrijven de artiesten ook letterlijk naar de marge. Terwijl die nog zo hard terugslaan met de mechanische precisie waarmee ze op elkaar zijn ingespeeld. En wat zijn de zeldzame stiltes tussen de scènes in? Imperfecties om te koesteren, of eerder stiltes voor de storm?
Springlevend is het technologiethema absoluut, in tijden waarin algoritmes ons leven beheersen van surveillancestaten tot datingapps. Het treedt in de voetsporen van talloze hedendaagse installatie- en performancekunstenaars, en voor generatie TikTok is het allerminst onvertaalbaar naar kindertaal. Maar om nog origineel te zijn vraagt het wel om een concreet aanknopingspunt, en die uitdaging lijkt Post uit Hessdalen eerder te schuwen dan te omarmen. Over welke mensen en welke robots hebben we het precies? En wat zeggen ze over ons leven vandaag?
Na de robotdans lijkt Man strikes back rustig naar een open einde te kabbelen. Totdat een van de robots enkele seconden voor de finale black-out nog naar de keel grijpt met een weeïge, neuriënde schreeuw, onmiskenbaar menselijk. Als een soort tegenpool van de autotune in popsongs, misschien wel het irritantste voorbeeld van hoe een machine het van de mens overneemt.
Of is die laatste emotionele stuiptrekking net de zwakte van Man strikes back? Alsof de belofte van de titel opeens te nadrukkelijk op de voorgrond treedt en de mens definieert als terugvechtende underdog, in plaats van alle labels even los te laten. Niet meteen nodig bij een voorstelling die drijft op de ambiguïteit waarmee mens en robot elkaar ten dans vragen, af en toe elkaars vaarwater betreden en elkaar naar een hoger niveau tillen. En die wat de vorm betreft al een uiterst fascinerende zintuiglijke rollercoaster is.