Wat was en wat nu: een AARDige call to action

Ze zaal oogt donker, de stilte zwijgt. Het licht valt op de aarde zoals ze nog nooit gezien werd: rustig. Pure vrede zweeft over het podium alsof we in een ver verleden verkeerden. Zo verkeerd was het nog niet. De dieren begonnen te groeien, de bloemen te bloeien en de wereld leefde.

De performers van fABULEUS (Anna Bentivegna, Zoë Demoustier, Ayron Fraenk) spelen tijdens de voorstelling Wat was en wat nu met het licht en schaduw om het mysterie van onze natuur op te roepen. Kleurschakeringen en vormen worden belicht in het gezicht van de toeschouwer. Na een regenval van linten worden alle touwen vol vertrouwen in een hol gezogen. Gebogen kruipt iemand als worm over de grond. Bestond er ooit een groene aarde zoals de groene bal? Een aarde die gezond rond stuitert of is dat nog maar een verre illusie in onze vervuilende maatschappij?

Plots rijst de toekomt op. Een vrouw in een ‘Matrix’ outfit betreedt zelfzeker het podium en voorspelt met haar mimiek de verdoemende toekomst die ons te wachten staat. De lichten schreeuwen en de geluiden schijnen fel. Dan veranderen deze klanken naar rustgevende dierengeluiden en naar de kabbelende tranen van moeder natuur: de regen. Vervolgens wordt onze aandacht gevestigd op een roze vuilniszak. Wilt fABULEUS hiermee de glorificatie van onze vervuilende consumptiemaatschappij illustreren? Of beweren ze simpelweg dat we dringend van die roze wolk (/vuilniszak) moeten afkomen en onze toxische daden onder ogen komen?

Alle drie komen de performers aan bij een plastieken huisje. Anders dan in het sprookje van Hans en Grietje worden ze niet gevangen genomen door een boze heks, maar door een enorme berg afval. Drie hopeloze klimaatactivisten proberen tevergeefs de rommel op te ruimen terwijl er enkel meer zooi bij komt. Uiteindelijk stampen ze en gooien ze het afval naar mekaar. Ze kijken betrapt maar eveneens spat de teleurstelling van hun gezichten. Ze kunnen nergens naartoe met het afval, ze kunnen het enkel verplaatsen. Maar hoe verplaatsen we als maatschappij zo’n wereldwijd probleem van een idee naar actie?

@fABULEUS

De opbouw van de voorstelling is een beetje traag. De performers wilden constant spanning scheppen door middel van felle geluiden en lichten maar daardoor nam die spanning soms net af. Iets later in de voorstelling kwam alles terug mooi samen doordat er bepaalde statement beelden voorkwamen zoals de roze vuilniszak. Tijd vormt ook een belangrijk aspect in de evolutie die ze wilden doen uitschijnen. Het glorieuze verleden en het confronterende heden contrasteren mekaar zodanig dat het leidt tot een call to action. De mimiek van de performers komt volledig tot z’n recht, wat humor creëert in dit zwaar onderwerp. Wat was en wat nu drukt ons met de neus op de feiten dat we als maatschappij dringend moeten zorgen voor onze aarde.

Wat was en wat nu van fABUELEUS was te zien in OPEK te Leuven.

A Symphony of Black Beauty and Death: a review of Caleb Azumah Nelson’s 2021 debut novel, Open Water

“While primarily I was writing for Black people and for myself, it’s been a real joy and a pleasure to see so many different people connect with the work.” says Caleb Azumah Nelson, twenty nine-year-old British-Ghanaian writer of Open Water, in an interview with the Guardian. It’s a simple sentence with an oceanic depth of water rushing in between its lines. When you read a work so acutely defined by race, a specific race and one different from yours, you are instantly and blatantly facing a constant translation as the words enter your frame of mind. There is something you will never get, and Azumah Nelson is unashamed of touching upon that. Yet, it is touching, the feeling of a moment that gets not lost, but found through translation.

Such a reaction would be appreciated by Azumah Nelson’s narrator in Open Water, an unnamed young black man whose journey of falling in love, with a young black woman, yes, but also with life, art, and love itself we undertake alongside him. “Feeling rather than knowing” he expresses in different ways, “You say words with your chest.”

The message conveyed by the cover is just as simple: two portraits lying parallel, a young black woman, facing down and her eyes unbeknownst to us, and a young black man with his head tilted upwards, looking directly at you who will open the book. As you enter the realm of Open Water, an important stylistic choice begs for your attention: the narration is in second person. You will have to sit through a possibly uncomfortable reading that will address you every single page, but not you really. Just as the man on the cover gazes in your eyes, not to see you, but to see himself reflected through you, the you in question is our narrator.

This is an aspect of the book that reveals its significance most of all towards the end of Open Water, when the relationship we saw unfold so delicately is disturbed by our unnamed soul-holder’s self-proclaimed “darkness,” and his desire to “hide” in it, rather than to emerge “naked and vulnerable.” The second person becomes a vessel that allows his words to flow in poetry, meanwhile, in the open water he can rarely let himself go. The experience is of course, frightfully marked by his recounting of a day at the barber’s, a normal day turned traumatizing as a black man, a black friend, is shot and dead. “Every day is the day, but you pray this day is not the day.” is a haunting sentence, carefully curated and capable of putting a nervous sense of guilt and anxiety in any reader.

After that, Azumah Nelson’s narrator finds it harder and harder to find the words. Still, the lack of language runs through the veins of the novel, even from the beginning. “Language fails us, always” and “Flimsy things, these words” keep finding their way back into the chapters. But the repetition of these very lines, conveyed in language, rearticulates that “sometimes it is all you have.” Repetitions create an echoing aura that is at the core of Open Water’s poetic appreciation of life. From the wistful reciting of the questions “What is a joint? What is a fracture? What is a break?” throughout the book to the “it’s summer now” that opens almost every paragraph in the few pages that belong to chapter fourteen. Nelson, or his narrator, is at his best when he is on a tangent, expressive, open and diving headfirst in the unironic grandiosity of poetry. His dialogues are far more diluted, and they diverge from the drowsy prose of other sections more often than not, but perhaps that is their purpose, to bring your head out of open water before pushing you back in again.

Most defining of all for Open Water is Art. From dance to photography, music to poetry, film to painting, you name it. Artists are capable of capturing the feeling of the moment better than description, which Azumah Nelson doesn’t use much of anyway. Every once in a while, our own artist, himself a photographer, turns inward and lets us experience a piece of his own experience of art. Art presents itself as a freeing vessel of sorts, something that is more life than life itself. With metaphors of music he puts into words his feelings for Sola Olulode’s paintings. He turns time and time again to Zadie Smith’s novel NW. Another recurrent theme is of course, rap, Kenrick Lamar, Frank Ocean, Playboi Carti. He reminisces about watching the movie Moonlight and not being able to speak upon leaving the cinema. “Silent tears fell like soft rainfall” he says. The artists to the artist are calming chroniclers of the chaos inside.

The contemplative setting does not equal a dearth of humor. True; Azumah Nelson’s narrator leaves a strong impression of his honesty, and the story is coated by a layer of naïve warmth. But that puts him in a perfect position for manipulation, and he takes advantage of it. In the chapters preceding the only purely physically intimate scene, a drunk narrator tells us “She has swum out into open water, and it is not long before you join her.” a beautiful narrative, inviting you to join the swim. One chapter, but only a few words later he says: “it was alcohol you were swimming in, not water.” and it feels like you’ve been thrown off a cliff.

Open Water is raw, deep, and blue like our narrator’s anger. He addresses us and we have to put ourselves in his shoes, but right as we do we realize we can never truly fathom it. But we can try, through language, which is all that we have anyway. Through art, we connect, through open water, this love story that unfolds amidst beauty and death, and with the backdrop of everlasting black art, something that it seems to have become itself.

Open Water by Caleb Azumah Nelson was first published in 2021 and became the Winner of the Costa 2021 First Novel Award.

Stars at noon

In the middle of nowhere regent het tranen van een eenzame journaliste Trish. Ze zit al een tijdje vast in een vervallen stad in Nicaragua. Haar enige hoop om terug te keren naar de Verenigde Staten rust in de armen van een Britse businessman. Hoewel de jongeman in kwestie, Daniel, zelf ook niet zo’n heilig boontje lijkt, zal Trish er alles aan doen om die miserabele plek in Zuid-Amerika te verlaten.

Het plot oogt een beetje cliché en dat is het ook. Deze film van Claire Denis wordt beschreven als een romantische thriller terwijl de romantiek zich verstopt in de goedkope seksscènes en het ‘thrill-gedeelte’ helemaal nergens te bespeuren is. De film sleept veel te lang aan vooraleer het plot start. Dan, wanneer de twee lotgevallen elkaar eindelijk ontmoeten, vormt hun samenspel een heen-en-weergetrek tussen bezwete vrijpartijen en de autoriteiten ontwijken. Als de makers een politieke spanningsveld tussen de VS en Costa Rica wilden tonen, bleef ook dat aspect enorm vaag.

De personages worden nauwelijks ontwikkeld waardoor we niets over hen weten. Het nut van Trish in het verhaal wordt gereduceerd tot één videocall waarin ze ontslagen wordt als journaliste, maar toch blijft ze de naïeve ‘wannabe writer’ die haar lichaam verkoopt voor enkele dollars. Wat Daniels illegale praktijken inhouden, daar hebben we enkel het raden naar, waardoor hij in het stereotiepe vakje van de vage ‘high-end conman’ wordt geduwd. De personages maken geen enkele evolutie mee in het verhaal. De liefde tussen de twee protagonisten voelt dan ook geforceerd aan. Ze ‘houden’ van elkaar terwijl Daniel Trish nog altijd een hoer noemt. Ze rennen samen weg maar toch blijven ze vreemden voor elkaar. Het is spijtig dat deze onderontwikkelde personages toegeschreven werden aan de veelbelovende acteurs Margaret Qually en Joe Alwyn. De dialogen met de bijpassende emoties blijven oppervlakkig. Boosheid, wanhoop en zelfmedelijden worden geuit hoewel er niet één keer werd er gelachen. Niet één keer hing er een spanning in de zaal.

@TheNewYorkTimes

De cinematografie daarentegen heeft de film nog een beetje gered. Ja, het was weer een onderbelichte miseriefilm in een marginaal dorp, maar toch matchen de kleuren perfect bij de opzet van het verhaal. Eveneens het off-shoulder camerastandpunt illustreerde elke wanhoopsdaad van de acteurs. De muziek kreeg een mooi plaatsje in deze storm van beelden. Een rustgevend jazztoontje balanceerde het contrast met de woelige verhaallijn.

Stars at noon is een uitgerekte film zonder spanning of relevante acties. De (beperkte) emoties van de acteurs worden ondersteund door goede filmtechnieken die helaas niet opleven tegen het zwakke plot.

Deze film is in Cinema Zed te zien in Leuven.

Mundo Moves: Palestina Dag

Op zaterdag 6 mei vond de Palestina Dag plaats als onderdeel van de Leuvense stadsfestival Mundo Moves. Bij de ingang kregen we al het gevoel dat we ons bevonden in de checkpoints van Palestina.

Er waren drie workshops waaruit je kon kiezen: kalligrafie, dabke, koken. Ik had gekozen voor de workshop kalligrafie die helaas was tegengevallen. Ik had verwacht dat we met penselen en verf zouden schrijven. De workshop kalligrafie was eerder een taalles waar we Arabische letters leerden schrijven. Een van de dingen die we leerden tijdens het schrijven, is dat de Arabische letters verschillend worden geschreven, afhankelijk van of ze zich aan het begin, in het midden of aan het einde van een woord bevinden.

Aangezien de kalligrafie les eerder een schrijfles was, ging ik dan maar naar de dabke workshop. Dabke is een een traditionele Palestijnse dans is die vaak wordt gedanst op bruiloften en feesten. Het is een dans die vereist dat mensen in een cirkel of lijn staan, elkaars handen vasthouden en bepaalde passen uitvoeren. Het was leuk om te leren hoe we onze voeten moesten plaatsen en hoe we de dansbewegingen konden coördineren met de muziek. Ik vond het spijtig dat de workshops tegelijk werden gegeven waardoor ik de dabke workshop niet helemaal heb kunnen bijwonen.

De Mundo Moves festival vindt nog plaats tot 13 mei en sluit dan af met het Mundo Moves Wereldfeest.

NFK’s rendition of “The Gull” stuns in humorous sobriety

On the 1st of May, De Koelisse witnessed the opening night of NFK’s rendering of The Gull, Anton Chekhov’s four-act play. Through their journey of unrequited love and deferred dreams, the characters formed a relationship with the audience that nodded simultaneously towards suspension of disbelief and metafiction.

The smiling face of a member somehow connected with the play (director? actor? some supporting member?) hands out brochures to each new coming spectator. “Welcome, enjoy the performance” he says, so that once you read the words plastered on the first page of the brochure, they already ring quite familiar. The following lines are written, big and bold:

Welcome, you are about to experience

The Song of The Spirit

“The Song of The Spirit?” I think to myself. Wasn’t this The Gull? Am I in the right place? I read the lines in the bottom of the page. “A play by Konstantin Treplev. Starring Nina Zarachnaya” Okay. Got it. A play within a play. Alas, the play has began before I even knew, and these words make up its first line, albeit unspoken. Realization kicks in after realization: was that an actor handing out the brochures, smiling, very nice and all, or was it already a character? I feel betrayed. I feel intrigued as well.

On the flipside of the brochure is the poster of the actual play, but at this point I’m not sure which I will witness first. Inside the brochure, there’s an entertaining family tree that pre-introduces the characters. Love appears to be the most important theme; characters are connected to each other in unpretentious hand-drawn arrows and handwritten words: “Hates,” “loves,” “loved?,” “married,” “partners” and other kinds of relationship status alongside broken or unbroken hearts and rings around the pictures. On the other side of the paper, a quote by Chekhov: “In a play, above all, there must be love.” From the family tree, it can be deduced that he lived by his own words. The summary of the play and an introduction to each act provides a useful foundation and foreshadowing of events. Though not necessary, the idea is applaudable.

Finally, the lights dim, and so begins the show.

Of course, soon it becomes clear who the character by the door handing out the brochures was: Konstantin Treplev, played by Kamiel Ferson, a young man in love and in crisis, about to stage a play with his lover as the actress. The stage within a stage captures instant attention. After some anticipation and dialogue about the play in question, “The Song of The Spirit” begins. The other characters sit as spectators of his play, filling in our shoes in one row ahead of us.

Who is watching who?

At times, they turn back to take a look behind them, like Bert De Kunst’s Dorn, the enchanting doctor who, from the moment of entering the stage, establishes a deeper relationship with the audience. Alternatively, we observe the characters as they observe Treplev’s play, and when the audience notices Sofia Martelleni’s Masha continuing to be irritated by her suitor Medvedenko, played by Wodan Van Den Heede, they let out a big laugh.

Our foresight of Treplev fortifies the bond with him; this kind of introduction is bound to evoke empathy. Thus, his agony over never being enough for his mother is striking, and his jealousy of her acclaimed man of letters understandable. Once his mother, Arkadina, played by Marisa Salvador interrupts his play, the ensuing chaos creates an amalgam of tension and humor. Salvador may make occasional slips of the tongue, perhaps more occasional than the others, but the coquettish nature of Arkadina is conveyed so well that it more than makes up for it. Her attitude is coupled perfectly with her extravagant and constantly-changing fashion, entirely contrasting her son’s beloved, Nina.

Nina, played by Nora Van Hummelen wears only a long white dress that fits her wide-eyed enthusiasm for fame and glory. Her monologue in Konstantin’s play may be ridiculous on the surface, but the sincerity with which she offers it sets a melancholy backdrop against the absurdity. Nina eventually falls for the literary genius of Trigorin, who is brought to life in cool, aloof manner by Rita May.

For the Gull, two stages, the artificial stage within the main stage and the main stage, do not suffice. There is also a third area that the Gull’s characters make use of: in front of the closed curtains, centimeters away from the audience, creating an astonishing, anxious sense of intimacy. This is where Nina and Trigorin share a quick kiss before he leaves for Moscow, where they intend to reunite. At this point Nina couldn’t have cared less for the seagull Treplev has shot in her honor. Trigorin, triggered by the event, writes down the idea of a story, one in which a young girl is “destroyed out of idleness” by a man, just “as this gull here has been destroyed.” The story ends up foretelling Nina’s faith.

In the last act, the stuffed animal is presented to Trigorin who had once asked for it and now remembers nothing about it. The gull brings to mind the futile dreams of each character, both in love and in fame, whether they come to fruition too late or pass too soon for anything to matter. Meanwhile, Nina comes to Konstantin, this time battered in black attire. Van Hummelen forms a heart-wrenching performance out of Chekhov’s fanatic lines, incessantly forgetting what she aimed to say and repeating instead: “I am a sea-gull” and then variations of “no—no, I am an actress.” Once Nina leaves, the air is tense. Treplev’s raging anger is depicted by Ferson staggeringly well. But after a period of having been taken away by the play, in comes once again the life and the humor and the metafiction, the irony of it all.

When speaking of humor, it would be an atrocity not to mention Rik Ouwerkerk’s Sorin, who managed to get persistent laughs from the audience. A tongue in cheek joke, not in the original but added here refers to the ragged appearance of a character as “resembling that of a philosophy student’s.” The joke lands well in the crowd, who is made up mainly of, well, philosophy students. As the show goes on and Sorin gets more ill, his presence remains comedic while his condition becomes somber. Death awaits him, and will catch up to him just as it does with Treplev. For the time being, however, the characters are permitted to play a game, drink some alcohol, and reminisce over better days or regret the ones they never had. Life goes on as Dorn sings, even when a shooting sound is heard.

In the end, it is the right balance of irony and sincerity, humor and sobriety, dreams and death that Chekhov’s “The Gull” brings to the text, and this concurrence is translated to the stage(s) through NFK’s gripping performance.

The Gull was directed by Bert De Kunst, Ewout Decloedt and Gilles Verheyden, and it was performed in De Koelisse, Leuven on 1st, 2nd and 4th of May 2023.

Sous les figues: een veelbelovend einde voor het Afrika filmfestival

Het Afrikafilmfestival heeft vandaag zijn startschot gekregen. Van 21 april tot en met 6 mei kan je in Leuven terecht voor het mooiste uit de Afrikaanse filmcultuur. Bijna elke dag kan je je laten verrassen door films die Afrika in de kijker zetten, al is het tonen van mooie films niet het enige doel van de organisatie. Het Afrikafilmfestival toont een Afrika dat verder gaat dan de stereotypen die we erover hebben. Het wil ons wereldbeeld vergroten, land per land, thema per thema en wil zo ook vooral makers ondersteunen in hun werk, werk dat hier vaak ongetoond blijft. Ik bekeek alvast het pareltje dat het festival voor ons in petto heeft voor de allerlaatste dag: Sous les figues van Erige Sehiri.

Aan de kant van de weg, ergens in het warme Noord-Tunesië, staan ze te wachten: de mannen en vooral vrouwen voor wie de boomgaarden wat verderop hen van een inkomen voorzien. Hen en hun familie, want voor velen is dit duidelijk deel van een lange familietraditie: verschillende generaties komen samen om de week opnieuw tussen de vijgenbomen door te brengen. Het gesprek is al aan de gang, één van de oudere vrouwen zegt “ze heeft alles meegenomen en is vertrokken” met een intonatie waarvoor je geen Arabisch hoeft te spreken om ze te begrijpen.

Al vanaf het moment waarop de vrouwen op de aanhangwagen stappen om zich naar de boomgaarden te laten vervoeren en één meisje vooraan in de auto mag zitten is het duidelijk: hun baas bepaald de rolverdeling, en mooie ogen hebben kan al eens in de hand werken welke rol je toebedeeld krijgt. Eens in de boomgaard is hun baas is op zijn hoede voor plukkers die van hem willen profiteren, iets wat hij vooral zelf lijkt te doen, maar de vrouwen in de boomgaard zijn niet op hun mondje gevallen. De camera volgt hen afzonderlijk tussen de vijgenbladeren heen en geeft een intieme inkijk in het dagelijks leven van deze vrouwen. Op ooghoogte en met de focus op hun gezicht of de achterkant van hun hoofden, worden we een van hen. Gesprekken over oude en nieuwe liefde, geld en familie vullen de stilte tussen de zachte vruchten die ze een voor een plukken. Het werk is zwaar en niet erkend, maar de werkers klagen enkel wanneer er onrecht is. Ze discussiëren daarnaast liever over hoe hun ideale partner eruit ziet, conservatief bijvoorbeeld. Het verschil tussen invloeden vanuit de stad en het plattelandsleven dat ze vaak vanuit hun familie hebben meegekregen wordt doorheen de tijd duidelijk.

COURTESY OF LUXBOX FILMS

Conversaties waarin de oudere generatie jonge vrouwen zegt dat het niet hoort om op te komen voor je rechten of het machtsmisbruik van een baas die zich niet bekommerd over zaken als wederzijdse toestemming, doen je misschien even ongemakkelijk voelen. Maar deze film laat vooral het mooie van een sisterhood zien die, ondanks generatiekloven, aan het einde van een dag hard werken en kleine conflicten samen gaat zitten en hun meegebrachte eten vrijgevig met elkaar delen. Het gaat over lachen, troosten, plagen en vooral liefde vragen. De affiniteit waarmee de actrices de dialogen met elkaar voeren kan alleen maar komen uit een prachtig gevoel van samenzijn, samen een situatie delen en daardoor verbonden zijn.

De beelden lijken in eerste instantie idyllisch. Het landschap is als een schilderij waarbij je net iets langer stilstaat, de zon straalt recht van het scherm op je huid af. Hoewel deze schoonheid en positieve ondertoon je ook na de film nog verwarmt, leer je ook vooral deze prachtige vrouwen en hun oprechte en temperamentvolle persoonlijkheden kennen. Niet met een geënsceneerd verhaal om je tot tranen toe te brengen, niet met onnodige drama om het spannend te maken. Gewoon, zoals het leven in de boomgaard eraan toe gaat. Een uitstapje naar een omgeving waar je misschien wel meer uit kunt leren voor het dagelijkse leven in de stad dan je op het eerste zicht zou denken.

De Kwetsbaren: Welke moraal wordt fataal?

Acht zeshoeken, acht jongeren, één keuze. Met de voorstelling ‘De Kwetsbaren’ snijden fABULEUS en Rashif El Kaoui de maatschappij open en laten al haar ingewanden zien. Een ruggenmerg van racisme, een lever van leugens maar toch wordt één orgaan het meeste schade aangedaan: het hart van de maatschappij.

Acht jongeren liggen op de grond. Verwond door de wereld worden ze wakker in een opgesloten kamer met maar één uitweg: O. O is een witte vrouw in het begin van haar twintiger jaren. Na al haar bezwaren blijkt zij toch de uitverkorene te zijn om te beslissen over leven of dood van deze jongeren. Eén iemand mag blijven leven, maar wie? Die gedachte klonk te absurd voor O dus ze kiest de eerste persoon uit, denkende dat het een grap was. Helaas is het bloedserieus, letterlijk, en het meisje sterft. Geschrokken schiet O in paniek. Ze interviewt iedere persoon en vraagt waarom zij het verdienen om te blijven leven.

O heeft een computer met alle informatie over de jongeren: hun afkomst, leeftijd, studie, bloedgroep, diepste geheimen, spijt… alles. Toch beslist ze om enkel naar de mensen te luisteren zonder haar computer te bekijken. Ze ziet dat Ahmed liegt nadat hij een zielig verhaal vertelde over een drugsverleden en armoede. Want als hij inspeelt op de vooroordelen die O over hem heeft, laat ze hem misschien gaan. O verwoordt dat het niet eerlijk is dat hij liegt. Ahmed zegt: “Het probleem is niet dat ik tegen u gelogen heb, O. Het probleem is dat gij mij hebt geloofd.”

In de achthoeken worden de jongeren in de gaten gehouden door een camera. Iedere beweging die ze maken, ieder geluid dat ze slaken, staat op beeld. Verdeeld door de isolatie voelen ze zich bekeken, zoals ze zich ook voelen in het dagelijkse leven onder het mom van discriminatie, racisme bijvoorbeeld. Imara vertelt dat ze zich constant moet verantwoorden, waarom ze geen afro heeft bijvoorbeeld. Iedereen zegt altijd hoe je jezelf moet zijn, maar hoe kan dat als je niet tot de norm behoort? “Hoe krijg ik u uitgelegd wat is opgelegd?” De jongeren dragen elk een andere kleur kleding en vormen samen de regenboog. Mensen die geen racisme ervaren, beweren dat ze kleurenblind zijn, dat ze geen verschil zien in elkaar. Dat is net niet de bedoeling want als je kleurenblind bent, ben je ook blind voor de ongelijkheid.

@Clara Hermans

Eveneens is de grote vraag: waarom zou jij mogen blijven leven? Wat ga jij doen om de wereld te veranderen? Leven gaat over de maatschappij haar zin geven. Goede punten, zware job, grote mond, dikke kont. Je spreekt meerdere talen, je ouders zijn rijk en vooral wit. Je bent zelfstandig maar luistert ook naar de autoriteit. De meid die beslist over jouw bestaan kijkt naar jouw slaagkansen in onze samenleving. Kan je samenleven met anderen en je slechte kwaliteiten nog veranderen? Met egoïsme jaag je mensen weg maar met empathie jezelf. Kijk maar naar O.

O zet eindelijk de speaker aan waardoor de jongeren met elkaar kunnen spreken. Ze schelden elkaar uit maar vooral haar. Wat voor een witte, cis bakfiets mens ze is die nooit naar een ander kijkt, enkel naar zichzelf. Dat ze alle luxe heeft en zonder zorgen slurpt aan haar chiazaad-smoothie terwijl ze haar acne van haar gezicht krabt en moddervet is. Na dit kruipt de onverschilligheid O’s lichaam binnen. Ze duwt op iedere knop. Eén voor één gaan de jongeren hun bloederige dood tegemoet. Iedereen sterft behalve O. En ze lacht.

Wie had gedacht dat een paar scheldwoorden O over de streep zouden trekken? Die hartverscheurende verhalen, die minderwaardigheidscomplexen van alle jongeren die ze zo graag wilde redden, vallen in het water nadat ze dik werd genoemd. Staat de grens van onze tolerantie bij onze eigen gevoeligheid? Ze liet de jongeren kruipen maar wanneer vooroordelen over haar binnen sluipen, oefent ze haar macht uit. Vanaf het moment dat zij ook eens een label krijgt opgeplakt, verzwakt zoals iedere persoon in die kamer, gaat het erover. Het is over, het is gedaan.

Hoewel de voorstelling deze zware onderwerpen aansnijdt, slagen Rashif El Kaoui en fABULEUS erin om het vaak luchtig te houden. De manier waarop ze spelen met vooroordelen veroorzaakt gelach. De voorstelling draagt een goede balans tussen humoristische taferelen en kippenvel momenten, dat is net wat theaterstuk net zo goed maakt. De dialogen vloeien vlot van de lippen en de acteerprestaties zijn keel grijpend en hilarisch. Het is confronterend om ons als mens zo blootgesteld te voelen, maar dat is net het doel. De jonge acteurs leggen de maatschappij open op de operatietafel. Er is veel beschadigd maar we kunnen nog veel redden, wij allemaal.

Deze voorstelling van fABULEUS en Rashif El Kaoui was te zien in Opek in Leuven. De Kwetsbaren speelt nog tot 26/05 in Leuven en op 3/05 in Antwerpen. Studenten met een cultuurkaart krijgen korting.

‘Nuff Said: humor meets R&B 

‘Nuff Said bracht op dinsdagavond 18 april in de OPEK een avond vol komedie, zang en spoken word voor. Het was een avond vol herinneringen naar vroeger, een fusie van culturen, met tussendoor wat muziek, R&B en neo-soul. Kortom, voor ieder wat wils ! 

Erhan Demirci, de host van de avond, opende de voorstelling met het verschil tussen Nederlandse en Vlaamse humor. Daarna gaf hij een speciale shout-out naar leerkrachten zoals meester Koen die naar Molenbeek, de Gaza-strook van Europa, reist om kinderen een betere toekomst te kunnen geven.  

De eerste komiek was de Antwerpse Chileen Jeron DeWulf. Hij gaf ons een korte geschiedenis mee van Chili: vele Nazi’s van West-Europa hadden Europa verlaten en waren gevlucht naar het zuiden van Latijns-Amerika. Zijn achternaam was dus waarschijnlijk ooit Der Wulf geweest. Jeron zei dat hij zich “visueel migrantencapt” voelt omdat niemand kan zien dat hij half migrant is. Hij wou dus uit de kast komen, de migrantenkast, of ook wel: de container. Vanaf dat moment begon hij te spreken met een accent. Hij legde uit dat Chilenen vaak poëtisch praten. Als een Chileen wil zeggen dat hij/zij diarree heeft, zeggen ze “mijn buik huilt bruine tranen”.

Erhan Demirci kwam weer terug op het podium en hij nam ons mee op reis naar het verleden. Hij vertelde ons over zijn multidiverse school die bestond uit 80% moslims. Als schoolreis gingen ze naar plaatsen zoals Bokrijk en Stella Artois. Ze zaten in een volgepropt busje dat bijna uit elkaar viel. “We zijn er bijna, we zijn er bijna, maar nog niet helemaal”, zong Erhan.

Daarna konden we onze lachspieren even laten rusten en in plaats daarvan onze oren laten verwennen, want de volgende twee in de line-up waren de R&B zangeressen Amrita Khan en Adja. Amrita Khan is een opkomende zangeres met Pakistaans-Russische roots. Met haar turquoise topje leek ze wel een zeemeermin, een zeemeermin met een honingzoete stem. Haar eerste liedje, genaamd “Confessions”, vond ik persoonlijk de highlight of the night. De gitarist MOOGISHA vergezelde haar met kleurrijke blues melodieën. Amrita zong ook haar nieuwste liedje “Loyalty” voor het eerst live. Deze liedjes mogen zeker niet missen in je playlist!  

Nog meer zin in neo-soul en R&B? Niet getreurd! Na Amrita Khan, kwam de zangeres en spoken word performer Adja op het podium. “My eyes are green, ‘cos I eat a lot of vegetables“, zong ze. De stemmen van deze twee prachtvrouwen gaven onze oren een ware wellness-behandeling.  Toen ging Adja over tot spoken word. “Ik ben klaar voor nieuwe vriendschappen, maar ik weet meestal niet wat ik moet zeggen.” Je bent niet de enige Adja, ik kan ook niet altijd de correcte gepaste juiste woorden vinden.

De laatste van de line-up was de Nederlandse komiek Bas Birker. Bas woont samen met zijn lief die Antwerpenaar is en hun dochter die… in de war is. Hij had het over een aantal verschillen tussen Vlaamse en Nederlandse woorden. En dan heeft hij het nog niet over “poepen”! 

Daarna vertelde hij over zijn avonturen in Vlaamse ziekenhuizen. Volgens hem heerste er daar nog altijd Apartheid omdat allochtonen samen werden gezet, apart van autochtone Belgen. Bas had drie weken in het ziekenhuis gelegen nadat hij was geopereerd aan zijn rug. Elke week lag hij langs iemand die geen woord Nederlands sprak: iemand uit Roeselare, een Bulgaarse bouwvakker van twee meter op twee meter, een oude Italiaan met een “ontstoken ontsteking”.

‘Nuff Said is een pro in het samenbrengen van verschillende kunstvormen en deze avond hebben ze dat weer bewezen. Voor meer zottigheid en creativiteit, kun je terecht op de site van ‘Nuff Said.

ADJA and LUCA Bigband ft Tutu Puoane close Leuven Jazz with soul-stirring performances

On Sunday 19th March, 10 days of Leuven Jazz received its befitting closure with two captivating, soulful performances. ADJA and LUCA Bigband with Tutu Puoane graced the stage and captured their audience each in their unique way, basking them in a bittersweet Jazzy atmosphere, both tranquil and resilient.

LUCA Bigband ft Tutu Puoane

The uplifting first half of the show features South African singer Tutu Puoane whose vitalizing voice pays tribute to Donny Hathaway with a cover of the song Someday We’ll All Be Free and to Makeba, Mama Africa as well. Puoane’s personality shines through her performances: After she announces the name of the African song she is about to perform, the crowd is incited to attempt its pronunciation, “We’ll practice our clicks later at the bar,” she says. 

LUCA Bigband ft Tutu Puoane at Leuven Jazz 2023
© 2023 Tom Herbots

Puaone’s magical voice is accompanied by the astonishing big band LUCA arts school Led by conductor Frank Vaganée, who is in fact turning 37 the very day, something we get to know because Puoane improvises a Jazzy, church-reminiscent version of “Happy Birthday” to sing to him on the stage. The students come forward at different intervals of the singing with dazzling solos that add even more enchantment to the performance. Finally, the show ends with the highlight Heaven Help Us All, the climax and fusion of everything already executed both by the band and by Puoane, a mix of powerful protest songs and a solemn, soothing church atmosphere.

ADJA

As the audience settles down after the pause, a soft, melancholic, humming sound that is dispersed around the venue starts getting louder from every corner. It becomes clear right away that the ensuing Adja performance aims to absorb the audience into its very own world. As the candlelight brightens  the stage and the musicians appear, the setting, with its antique furniture and ample share of flora is revealed to be a pastoral haven. The girls of BURn Leuven walk from among the crowd and climb up to the stage, joining Adja in the center. Soon, the bass joins them and the show begins with a tribute to Nina Simone’s I Wish I Knew How It Would Feel To Be Free. Then comes a performance of Adja’s biggest hit, Told You So, where the audience witnesses her outstanding vocals as the band accompanies the singer. 

Adja at Leuven Jazz 2023
© 2023 Tom Herbots

Music meets theater as Adja slowly pours wine into a container and the calming, river-like sound of liquid touching stones fills up the air. To Be Naive is sung in a minimalist production that gets progressively louder and more impressive as each instrument finds its place in the composition. Adja’s vocals stun in acapella complemented by her own snapping fingers before she breaks into a sensual dance and heavy breathing that imitates the sound of wind, a sound gradually echoed by the band. This itself segues into SambaFassa, another highlight of the show, when a trumpet solo stands out in the beginning and Adja’s ethereal vocals ask “How do you feel yeah?” over and over. Towards the end, it is the drum solo that catches the ear and fades into a distorted dream-like pattern that prepares the stage for the following minutes of complete jazz experimentation, imitation and emulation. Thus we are put into a suitable trance before Adja warbles “if I was a burning candle…” extending and emphasizing “s” sounds as she sings (“blisss, tsss”). Such a sequence sketches in the mind a flickering flame on the verge of its eclipse. From replicating the sound of rivers and wind to candles, this was a performance abundant with implications of nature that fit right into the set-up of the stage. This continues as Adja’s quavering vocals sing “Can you swim?” and the band once again takes the stage, simulating waves and fluctuations each in their own way. 

At one point, Adja asks somebody from the crowd to dance with her. It’s a short moment but endearing, and further intensifies an image of oneness with the world that the performance is so keen on depicting. Adja and the band close off with a definite highlight, “What We Are Not Supposed To Feel,” somewhat coming full circle to the beginning and where everything started. Here too, Adja’s impeccable stage presence never fails to shine enough rightful attention on the instruments. At one curious moment, Adja takes her microphone to the crowd-favorite, shy trumpet player and he sings a lullaby-like melody into the air, lulling the atmosphere further. Then, just as she slowly made her way onto the stage in the beginning, Adja’s voice gradually fades in the end as she sings “Until my time is come sweet earth takes me home,” and on that note, she leaves us haunted, and stands back for the audience’s standing ovation.

The two performances took place in Schouwburg on 19th March and marked the closing of Leuven Jazz 2023.

The woman of stars and mountains 

Wat als niemand je verstond en je voor gek werd verklaard? 

De documentairefilm “The woman of stars and mountains” is het verhaal van Rita Patiño, een inheemse vrouw uit Mexico. De documentaire begint met een aantal mensen, zoals o.a. een politieagent en een advocaat, die getuigenissen afleggen. Een deputy sheriff vertelt dat ze in 1983 op een dag wordt aangetroffen in een kerk in Kansas en er heel bang uitzag. Maar er was een dringender probleem: welke taal sprak ze? Hij legt uit dat hij de mentale gezondheidsdienst had gebeld die haar, tegen haar wil, meenamen. De dokter stelde de diagnose vast dat ze een mentale ziekte had en moest opgesloten worden in een mentaal ziekenhuis. Daar verbleef ze dan in totaal twaalf jaar. Twaalf jaar lang werd ze van haar vrijheid berooft. Twaalf jaar lang zat ze vast in een land waar ze de taal niet sprak. Twaalf jaar lang had ze medicijnen moeten slikken voor een mentale ziekte die ze niet eens had. De dokter wist niet eens welke taal ze sprak. Hoe had hij haar dan kunnen diagnosticeren? Rita vertoonde volgens hem vreemd gedrag: ze neuriede liedjes en bewoog in een specifiek ritme. Later wordt er verteld dat Rita een traditioneel volksdansje aan het doen was. Sinds wanneer is dat een symptoom van een mentale ziekte? 

Opeens zien we Rita die terug is in Mexico. Er wordt pas op het einde van de documentaire vertelt hoe ze terug in Mexico is geraakt. Haar nicht Juanita zorgt voor haar en vertelt ons over Rita’s karakter. We komen te weten dat Rita heel koppig is en dat niemand haar kan zeggen wat ze moet doen. Juanita gelooft dat Rita behekst is geweest omdat ze zoveel geiten had en andere mensen daar jaloers op waren. Later zeggen de dorpsbewoners dat Rita zelf een heks is. Rita was het zwarte schaap van heel het dorp. Wanneer Rita voorbij wandelde, sloten mensen hun deuren. Ze bleef niet graag op één plaats, maar reisde rond van plaats tot plaats. Dat is waarschijnlijk hoe ze uiteindelijk in Kansas was geraakt. 

Naar het einde van de documentaire toe zien we terug de getuigenissen en komen we te weten hoe Rita terug in Mexico was geraakt. Er waren heel wat krantenartikels – in het Engels en het Spaans- verschenen over Rita en haar situatie. Een mensenrechtenorganisatie had haar geholpen terug in Mexico te geraken en had het mentaal ziekenhuis aangeklaagd. Ze hadden de rechtszaak gewonnen waardoor Rita een grote som als schadevergoeding kreeg. De rechtbank besliste echter dat Rita niet zelf financiële beslissingen kon maken en benoemde een non genaamd Beatriz Zapata als haar curatele. Juanita vertelt dat Beatriz maandelijks 300 dollar naar hen opstuurde, maar na een paar jaar gestopt was en ze niets meer van Beatriz had gehoord. “Ze is een non, maar weet wel hoe ze geld van de armen moet stelen”, zegt Juanita.  

Op het einde staat er in witte letters gedrukt dat het mentaal ziekenhuis niet wou collaboreren met het documentaire team en dat Beatriz inderdaad het merendeel van de schadevergoeding voor zichzelf had gebruikt. Het is een triest einde: Rita, die na twaalf jaar eindelijk was vrijgekomen van het mentaal ziekenhuis, bleef onrecht ervaren tot haar laatste adem.  

Deze documentaire was onderdeel van DOCVILLE, het internationaal documentaire festival die plaatsvindt tot 30 maart.