Lost River: een veelbelovend regiedebuut

Ryan Gosling – ‘Lost River’ – Film – Cinema Zed, 19.05.2015, 22u30

De zaal van Cinema Zed was nog maagdelijk leeg toen ik ruim op tijd voor de laatavondfilm aankwam afgelopen dinsdag, dus had ik het beste zitje maar voor het uitkiezen voor deze anderhalf uur durende zinderende trip door de spookstad Lost River, een film waar je je beter schrap voor zette, want na als hoofdacteur te schitteren in pareltjes als ‘Drive’ en ‘Only God Forgives’ van cultregisseur Nicolas Winding Refn, nam Ryan Gosling nu zelf voor het eerst plaats in de regiestoel. En hoe! Lost River is niet alleen een film die verontrust, knaagt en bijt in zijn grauwe ruwheid, maar ook een visueel verpletterende fabel over opoffering, volharding en afscheid.

En dan kon natuurlijk ook de refniaanse portie seks en geweld niet ontbreken. Maar hoewel Gosling in taal en stijl duidelijk schatplichtig blijkt aan zijn goede vriend, kan hij met deze prent allerminst beticht worden van een zielloze nabootsing, maar is hij er juist in geslaagd zijn eigen stempel te drukken op de bijna onontkoombare invloed die zijn talrijke samenwerkingen met Refn hebben teweeggebracht. Maar wat is er uiteindelijk schandelijk aan kijken naar genieën om je eigen werk vorm te geven? In het geval van ‘Lost River’ helemaal niets. De muziek was bedwelmend, de sfeer surreëel, de kleuren lekker neon, roze en hoerig. In het begin stelde Gosling de geduldige kijker wel danig op de proef met een traag op gang komende prelude die bestond uit fragmentarische scènes afgewisseld met prachtige credits, maar eenmaal die trein op gang kwam was er geen stoppen meer aan, en stevende het einde naar een zo overdonderende finale af dat je bijna de indruk had naar een filmische Wagner te zitten kijken, waarbij het gevoel voor timing en gedoseerde dramatiek de apocalyps met gratie begeleidden. Prelude, Wagner, apocalyps… waar gaat dit allemaal over? ‘Lost River’ is duidelijk niet bevorderlijk voor de coherentie. Dan heb ik u nog niet eens de plot verteld.

Gosling laat zijn voorliefde voor trashy outsiders alweer zegevieren (zie ook zijn sublieme rol in ‘My Blue Valentine’) door een gezin van drie verloren zielen op te voeren dat zich staande probeert te houden in het desolate stadje Lost River. Een alleenstaande moeder woont met haar twee zoons in een bouwvallig huis dat – net als alle andere huizen in hun straat – klaar is om met de grond gelijk gemaakt te worden (of beter: opgefikt te worden, wie graag Amerikaanse huizen on fire ziet: Lost River is uw film, nog nooit zo’n esthetisch mooie brandende huizen gezien!). Hoe mistroostig de lege straten, achtergelaten pleintjes en grauwe gebouwen ook zijn, het gezin wil er alles aan doen om in hun huis in Lost River te blijven wonen, eenvoudigweg omdat het hun thuis is. De oudste zoon, Carl, probeert wat koper bijeen te schrapen om te verkopen, maar krijgt daardoor met Bully te maken, een geniaal gestoorde schizofreen die er niet voor terugdeinst je lippen eraf te snijden als je zijn koper durft te stelen (ja, Gosling voerde meer dan één verknipt personage op!). Ondertussen neemt zijn moeder, na de laatste aanmaning van haar bankdirecteur voor achterstallige huur, in een laatste wanhoopspoging een baan aan in een obscuur pand waar rijke stinkerds massaal samenhokken om haar en haar bevallige collega’s – Eva Mendes is een bom! – sexy te zien wezen terwijl ze in een bloederige act hun huid eraf snijden, hun ogen uitsteken, bloed kotsen… Als het maar walgelijk is, qua. En alsof dat nog niet genoeg stof was om een bad trip mee te fuellen, is het bekoorlijk op haar roze neon-synthesizer zingende buurmeisje voorzien van een akelige grootmoeder die in volledig rouw-ornaat 24/7 naar steeds dezelfde beelden van de trouwdag van zichzelf en haar man zit te staren. Oh ja, en dan moeten ze ook nog eens een vloek zien te doorbreken door het hoofd van een dinosaurus uit een onder een meer bedolven verzonken stad naar boven te halen. Euh… en wié heeft dat script geschreven? Inderdaad: Ryan Gosling himself.

Zo kan er over ‘Lost River’ en zijn bizariteiten nog uren worden doorgaan, de fascinatie die van deze film afstraalt is immens. Het is als een vieze magneet waar je maar al te graag je vingers aan bevuilt. Wie dinsdag om middernacht uit de Zed kwam, was verbaasd om mensen op straat te zien, zo hard wist Gosling je in de surreële wereld van Lost River mee te zuigen. Een verzonken stad waar ik me met plezier in liet verdrinken, en waar ik gelukkig ook terug aan het troebele maar eindeloos fascinerende oppervlak kwam.

Voetbal en Tsjechov in the mix

Sanja Mitrovic: ‘Do you still love me?’ – Theater – 12.05.2015, 20u30, Stuk Soetezaal.

Wie afgelopen dinsdagavond naar het Stuk was afgezakt in de hoop een romantische toneelvoorstelling voorgeschoteld te krijgen, was eraan voor de moeite. ‘Do you still love me?’ had namelijk op het eerste gezicht volstrekt niets met liefde te maken, maar des te meer met voetbal, de trouw en toewijding van supporters aan hun club en de bizarre eigenschap van de mens om er onverklaarbare passies op na te houden. De slimmerik herkent er meteen ‘de liefde voor de sport’ in, maar deze lachwekkende en tegelijk ontroerende voorstelling leek een meer omvattende boodschap te willen meegeven, en tonen dat de liefde van de mens triviaal, irrationeel, hoogdravend of lachwekkend kan zijn, maar altijd even krachtig.

Acht spelers zetten zich voor ons op een rij. Vier van hen in een soort halfslachtig gebricoleerde voetbaloutfit, de andere vier in blauw-gele supporterskledij. Ze stellen zich allemaal voor – vier acteurs, vier supporters – en vertellen ons elk waar ze precies waren en wat ze deden tijdens de match België-Verenigde Staten afgelopen zomer. Frans en Vlaams worden daarbij probleemloos afgewisseld, met soms zelfs Engels ertussendoor, een stramien dat de hele voorstelling lang doorging en dit stuk een authentiek Belgische stempel gaf. Dit kwam op het einde van de voorstelling tot een mooie apotheose wanneer de acteurs elk om beurten langs een vooraan op het podium opgestelde microfoon liepen en hun ‘hulde’ brachten aan België: “Danku, België, voor uw grijze regenhemel”, “… voor uw prachtig elftal”, “… voor uw politiek geklungel”.

Dus het ging over voetbal en over België? Nee, ook niet helemaal. Ook over Shakespeare, en Tsjechov. Ja, het was een rare voorstelling. Hoewel het verband tussen bepaalde scènes soms onbestaand leek en je je als toeschouwer zat af te vragen wat een recital van King Lear nu precies te maken had met het schipperen tussen de tweede en derde klasse van een obscuur Waals voetbalploegje, behielden deze scènes toch een enorme kracht en puurheid. Wat daarbij een absolute meerwaarde was en dit stuk een heel andere dimensie gaf, was het voortdurend aanwezig zijn van camera’s op scène, waarmee de acteurs en supporters elkaar filmden en op het projectiescherm achteraan het podium een heel andere hoek of beeld toonden dan waar de toeschouwer op scène naar keek. Met bijkomende effecten als close-up of zwart-wit, gaf dit af en toe prachtige beelden als uit een oude film, en creëerde zo een intrigerend spanningsveld tussen beeld en werkelijkheid. Voor relevantie scoort ‘Do you still love me?’ dus niet al te goed, voor esthetiek daarentegen uitstekend.

Deze voorstelling is heel moeilijk samen te vatten, en dat vormt allicht ook de kracht ervan. Op sommige momenten ronduit hilarisch, op andere doordeweeks en triviaal, dan weer heel intens, van rustig kabbelend naar een explosieve voetbalrel, van Shakespeare naar Vlaams Belang: ‘Do you still love me?’ ging over alles en over niets. Maar die paar kerngedachten en poëtische beelden werden met een overtuigende kopstoot in de goal geknald.

Citizen Four: de Docville thriller

Docville ‘Citizen Four’ – Film / Documentaire – 05.05.2015 – 19.00 uur, 30CC/Wagehuys

De veelbesproken documentaire van Laura Poitras, ‘Citizen Four’, over het schandaal dat klokkenluider Edward Snowden aan het licht bracht over massale afluisterpraktijken van de Amerikaanse overheid, stond met stip aangeduid op het programma van heel wat Docville-bezoekers, zo bleek uit de uitverkochte zaal in het Wagehuys. De officiële bioscooprelease van deze film in België vindt pas plaats op 3 juni, maar wij kregen al een exclusief voorsmaakje van deze Oscarwinnende revelatie.

Of deze Oscar vooral omwille van het sensationele en maatschappelijk niet te verwaarlozen thema of omwille van de artistieke waarde van deze documentaire werd toegekend, valt moeilijk in te schatten. De thriller-achtige atmosfeer en het inventieve spel tussen voice-overs, cryptische computertaal en een narratieve filmstijl waren vooral in het begin van de documentaire een heel sterk punt, terwijl deze aandacht voor de vormgeving naar het einde toe wat verslapte en de nadruk eenzijdig op de boodschap kwam te liggen, die hoe dan ook overeind bleef: ‘Big Brother is watching you’. Wat vaststaat, is dat niet alleen Edward Snowden na het zien van deze film als een held naar voren komt, maar zeker ook de maaktster, Laura Poitras, die hiermee niet alleen haar persoonlijke vrijheid en veiligheid op het spel zette, maar samen met Snowden de verantwoordelijkheid op zich nam om de wereld bewust te maken van de niet te onderschatten bedreiging voor onze privacy. Door de toenemende controle van de Amerikaanse overheid over de ‘staatsveiligheid’, werden de afgelopen jaren miljoenen burgers afgeluisterd en bespioneerd. Waar ligt de grens tussen het bewaken van de staatsveiligheid en de inbreuk op iemands privacy? Deze vraag waarde als een voortdurend spook door de film.

Poitras heeft er een missie van gemaakt het Amerika van na 9/11 in kaart te brengen, en maakt met ‘Citizen Four’ het slotstuk van haar trilogie over de gevolgen van deze mijlpaal in de Amerikaanse geschiedenis. Wat ze met deze documentaire echter vooral lijkt te willen laten zien, is hoe ‘the war on terror’ geen strijd meer tegen terreur lijkt te zijn, maar een strijd die zich tegen de burgers zelf heeft gekeerd, door iedereen als een potentieel gevaar te zien en daarmee de inbreuk op de privacy te willen rechtvaardigen. Poitras brengt niet alleen de aanloop naar de bekendmaking van dit wereldschokkende nieuws in beeld, maar ook haar bijzondere ontmoeting met Snowden en de gevolgen van zijn dapper optreden, zoals zijn eigen vlucht voor vervolging door het Amerikaanse gerecht, dat hem aanklaagt wegens ‘spionage’. Daarbij hanteert Poitras een onderhoudende, en bij momenten zelfs thrillerachtige vertelstijl, waardoor de kijker echt wordt meegezogen in het wedervaren van een bescheiden data-analist. Nooit gedacht dat computers, data en codes zo spannend konden zijn!

TIP\\ VAARTfestival [14-15-16 mei]

Jonge artiesten (tussen 16 en 25 jaar) uit Leuven en omstreken krijgen volgende week een kans om hun werk aan het grote publiek te tonen. Van donderdag tot zaterdag kun je in het Opek naar (muziek)theater, dans, street-art en video-installaties gaan kijken van aanstormend talent, en dat voor maar 4 euro per voorstelling! Een kort overzicht:

[THEATER]

Vogels op telefoondraden: Simon en Sander, twee jonge twintigers, hebben voor het VAARTfestival een woordelijk theaterspel in elkaar gestoken dat u meeneemt langs de wonderlijkheid van onze alledaagse communicatie.

En wat als het regent? De 17-jarige Bibi brengt een monoloog over geluk, en vertelt daarin hoe we ons niet moeten vastpinnen op de hype van het gelukkig zijn, maar veeleer ruimte moeten leren laten voor spontaniteit en toeval.

Mag ik aan je haar voelen? Drie jonge theatermakers hebben samen een luchtige voorstelling gecreëerd, waarin de kijker wordt meegenomen langs de kronkels van een eerste ontmoeting.

Het meisje zonder ruis:  De jongste deelnemer aan het VAARTfestival is de 16-jarige Stan Martens, die samen met het collectief RES PUBLICA (gitaar en klarinet) een muzikale voorstelling brengt waarin de gevolgen van ons digitale tijdperk in vraag worden gesteld.

Kalverliefde: De liefde inspireert altijd, net als in deze visuele voorstelling waarin ons een kijkje wordt gegund in de wereld van de ontluikende liefde bij jongeren.

[INSTALLATIES]

PIT: Met een intrigerende installatie – waarbij architectuur, muziek en dans gecombineerd worden – neemt het ULEVEL collectief  de toeschouwer mee in hun interpretatie van alledaagse gewaarwordingen.

Vogelnestjes in madeirasaus: Sien en Nana, de twee oudste jongedames van het festival, hebben een kookvideo-installatie gemaakt waarbij je door een operating system begeleid wordt om een gezonde en bewust maaltijd te serveren. Wie deze installatie uitprobeert, mag zijn creatie ook effectief oppeuzelen!

[STREET-ART]

Diagonaal: De 18-jarige Sarah Lauwers tracht met speelse street-art een verbinding te maken tussen vrijheid, grenzen en het publiek.

Tickets en info: http://www.vaartfestival.be

Japanse seksclash

De Warme Winkel: ‘Tanizaki’ – Stuk Soetezaal, 28.04.2015, 20u30

Jun’ichirō Tanizaki is een Japanse schrijver, geboren op het einde van de 19de eeuw en één van de populairste schrijvers van de moderne Japanse literatuur. In de in 1956 geschreven roman Kagi of De Sleutel besluit een oudere man zijn seksuele verlangens neer te pennen in een dagboek, met het spannende risico dat zijn vrouw het zou kunnen vinden. In deze onduidelijke vertelling is er plaats voor fantasie van de kijker omdat er vaak meer wordt gesuggereerd dan uitgedrukt. Werkelijkheid en verbeelding vloeien in elkaar over. Voor de mannen van De Warme Winkel was dit voldoende inspiratie om er een voorstellling over te maken.

De drie acteurs, Vincent Rietveld, Ward Weemhoff en Mara van Vlijmen verwelkomen het publiek enthousiast terwijl ze nog een laatste hand aan het decor leggen. De directe Hollandse sfeer zit er al meteen in. ‘Houden jullie van boeken?’ ‘Wie leest er boeken?’ ‘Houden jullie van seks?’ ‘Houden jullie van seks met minderjarigen?’ Eén hand gaat de lucht in. Enkele nonnen uit de zaal kijken gechoqueerd. Met een paniekerige goesting zetten de acteurs het stuk in. Of was het al begonnen? Loze, maar best grappige mopjes vliegen de lucht in; Hoe heet een Spanjaard zonder auto? Carlos. Haha. Hoe heet een Mexicaan met een rubberen teen? Roberto, of Roaubertoe. Het publiek gaat wild, of toch het meegaande deel. Maar we zitten nog geen vijf minuten neer of we zien al een piemel en blote billen, het gaat er inderdaad behoorlijk losjes aan toe. Diezelfde rij nonnen verlaat de zaal. Gaat U al weg? Nog een fijne avond mevrouw!

Een consequente stijl is blijkbaar niet aan de jongens van de Warme Winkel besteed, want opeens komt een Japanse vrouw met lang zwart haar het podium op, begint te spelen op haar speciaal instrument en vloeien we in een totaal andere sfeer. Ingetogen en minimaal bewegen de acteurs in Japanse kostuums zich als porseleinen poppetjes naar voren terwijl de dagboekfragmenten van de oude man afgewisseld met die van zijn vrouw op de decorwand geprojecteerd worden. Bijna in hypnose wordt het publiek mee in dit intieme verhaal gewiegd. Dan worden we weer wakker geschud door het heden. De acteurs worden weer zichzelf, of dat denken we toch en ze lezen hun eigen dagboekfragmenten voor. Hun seksuele intriges tijdens het maakproces van deze voorstelling worden uit de doeken gedaan.

Het is natuurlijk niet nieuw dat collega’s af en toe de lakens delen, en dat geldt in elke sector. Maar hier overstijgt de fantasie van de kijker het verhaal. Veel mensen hadden hoge verwachtingen over de explicatie van deze voorstelling, na alles wat we al te zien hadden gekregen. Nog een paar oude vrouwen verlaten de zaal na enkel de woorden te hebben gehoord en de angst voor wat er nu in actie gebracht zou worden als ons Mara onder het deken lag en de twee mannen haar naakte lichaam voorzichtig zouden onthullen. Tot slot leest Kotospeelster, Makiko Goto, haar eigen dagboekfragmenten voor in de micro in gebrekkig Engels en maakt ons zo deelgenoot van haar ervaringen met dit gekke theatertrio.

De drukke clash van speelstijlen, de fascinatie met Japan en intieme driehoeksrelatie tussen de acteurs maakten van deze voorstelling niet alleen een provocerende maar ook verwarrende en hoogst fascinerende gebeurtenis. Een zeer vernieuwende manier van theater waarin de Warme Winkel ons trakteerde op een explosieve clash met heden, verleden, cultuur en – altijd raak – seks.

[met dank aan Anneleen Verhaegen en Louise De Groef]

Hink, spring, stap, zwier – wissel, wissel, zwaai!

fABULEUS – ‘dUb’ – Dans – 23.04.2015, 20u00, Opek Grote Zaal

Het Leuvense collectief fABULEUS doet zijn naam alle eer aan met ‘dUb’, een dans- voorstelling die bruist van energie, subtiliteit en artistieke inventiviteit. Met veertien (piep)jonge dansers – de oudste in het gezelschap was amper 24! – creëerden bezielers Karolien Verlinden, choreografe, en Wannes Deneer, geluidskunstenaar, een mateloos fascinerende uitputtingsslag waarbij de grenzen en mogelijkheden van de symbiose tussen beweging en geluid werden afgetast. Hoewel de dansers degenen waren die op het einde van de korte maar intense voorstelling in het zweet baadden, kwam je als publiek toch ook niet bepaald uitgerust uit de Grote Zaal van het Opek. Je voelde je als kijker 45 minuten lang meegezogen worden in een langzaam aanzwellende wervelwind waar je bij momenten moeiteloos in kon meetollen, maar waar je enthousiasme andere keren bruusk een halt werd toegeroepen. “We willen ons publiek uitputten”, en hoe!

Eerst en vooral vormde deze voorstelling een bewegings- en geluidsexperiment, waarbij de makers vertrokken van de vraag: ‘kan je een beweging een andere kleur geven door er een andere klank onder te zetten?’ Zo was ‘dUb’ eigenlijk een voortdurende herhaling van variaties op hetzelfde thema, waarbij de grondlijnen (letterlijk) van in het begin al waren uitgetekend, maar er naarmate de voorstelling vorderde, steeds meer ruimte ontstond voor andere geluiden, bewegingen en ritmes. De vloer van het danstoneel was zwart en beplakt met dikke witte lijnen, pijlen, streepjes en symbolen, die een soort cryptisch parcours voor de dansers vormden waarlangs ze hun passen en sprongen uitvoerden. Deze tekens gaven de sowieso al strak georchestreerde bewegingen nog meer structuur, waardoor de choreografieën de precisie kregen van machinale perfectie. Wat ‘dUb’ zo speciaal en anders dan alle andere voorstellingen maakte, was het wonderlijke samenspel van beweging en geluid, waarbij bijvoorbeeld elke door de dansers gezette stap voorzien werd van een perfect getimed geluid van een voetstap. Met dit samenspel werd duchtig gespeeld en geëxperimenteerd; meer dan eens werden de kijker en zijn verwachtingen voor schut gezet door nu eens beeld zonder klank of dan weer klank zonder beeld te produceren. Onverwacht werd ‘dUb’ op deze manier ook een komische voorstelling: op momenten ontstond door het spelen met verwachtingen heerlijke situatiehumor.

Ten slotte moet zeker iets gezegd over het talent van de dansers. Niet alleen voerden deze jongens en meisjes Karolien Verlindens meer dan uitdagende choreografie met een bewonderenswaardige precisie uit, maar getuigde hun volle overgave in deze langzame uitputtingsslag van een staalharde uithouding en een ongelooflijk gevoel voor timing. De groepschoreografieën op het einde van de voorstelling, waar de veertien dansers prachtig synchroon hun laatste restjes energie er op de gescandeerde commando’s van ‘wissel, wissel, zwaai, wissel, wissel, schuif, zwier!’ uit dansten vormden dan ook een gepaste en wervelende apotheose voor een artistiek pareltje als ‘dUb’. Klap, klap, joel, buig, klap!

Bloed, zweet en drumsolo’s

Damien Chazelle – ‘Whiplash’ – Film – 19.03.2015, 20u, Cinema Zed

Hoewel een donderdagavond sinds jaar en dag een populaire ‘cinemanight’ is, kon de tot de nok gevulde zaal in Cinema Zed niet louter aan het handige tijdstip gelegen hebben. In het kader van het evenement ‘Leuven Jazz’ stond deze sensatie van het afgelopen jaar geprogrammeerd als jazzfilm bij uitstek. En wát voor een sensatie, wát voor een jazzfilm! ‘Whiplash’ was van begin tot einde een muzikale wervelstorm, waarin heel de zaal werd meegezogen en die met het swingend inzetten van de aftiteling een collectieve zucht van verrukking aan de toeschouwers ontlokte. De film bruiste niet alleen van energie, maar bezat daarnaast ook de magische kracht om die door de zaal te laten vibreren, waardoor ik – en ik niet alleen – regelmatig onwillekeurig op mijn stoeltje zat te wipp(lash)en.

Van ingewikkelde plotlijnen of dramatische intriges moest deze film het niet hebben; op zich was de verhaallijn heel rechttoe rechtaan: Andrew, een jonge drummer aan het conservatorium van New York wordt tijdens het repeteren ‘ontdekt’ door de meest beruchte leraar op de school, Terrence Fletcher, die hem als jongste van de band opneemt in het jazz-ensemble. Daar mag hij eerst de partituurpagina’s omslaan van de vaste drummer, tot hij echter de kans krijgt zichzelf te bewijzen en er na zeer hard werken – we zien acteur Miles Teller meer dan eens tot bloedens toe de stokken stukslaan op zijn drumset – in slaagt zijn plaats te verdienen op de felbegeerde drumkruk. Maar Terrence Fletcher zou Terrence Fletcher niet zijn als hij Andrew niet steeds opnieuw op de proef zou stellen met nog snellere ritmes, nog ingewikkeldere tempowisselingen en vooral: nog meer psychologische uitdagingen. Deze titanische leraar – volgens velen speelt acteur J. K. Simmons hier de rol van zijn leven – deinst er namelijk niet voor terug Andrew – en bij uitbreiding iederéén die  niet aan zijn eis tot absolute perfectie voldoet – de huid vol te schelden, te kleineren, of zelfs trommels en cimbalen naar z’n hoofd te slingeren. Toch geeft Andrew niet op en bijt zich vol overgave vast in zijn droom het respect van Fletcher af te dwingen en de beste drummer van de wereld te worden.

Als kijker zijn we getuige van Andrews lange lijdensweg naar de top, en de glorie van het moment dat al dat bloed, zweet en tranen beloond worden. Maar deze film is veel meer dan een gratuite feelgood movie over ambitie en succes. Op een meesterlijke manier wordt de haat-liefde verhouding tussen leraar en leerling in beeld gebracht, waarbij de zweet- en bloeddruppels bijna voelbaar van voorhoofd en cimbalen spatten. Dat we heel de film door ook nog eens getrakteerd worden op heerlijke jazztunes, met meeswingende camera, maakt van deze prent een niet te missen muzikale en filmische parel.

“If you don’t have ability, you end up playing in a rockband”, staat er op een poster boven Andrews bed te lezen. The road to the top is a rocky one? No, no: a jazzy one, certainly a jazzy one!

Who’s got respect for Virginia Woolf?

Peter Verburgt, De Roovers & Kaaitheater – ‘Ik in het blauw’ – Theater – Stuk Soetezaal, 17.03.2015, 20u30.

Virginia Woolf, de getormenteerde schrijfster die zich aan het begin van de Tweede Wereldoorlog op 59-jarige leeftijd verdronk, spreekt nog steeds tot de verbeelding. Zo besloot Sara De Bosschere, oprichtster van het gezelschap De Roovers, zich te laten bijstaan door een zwijgzaam schuifelende Jan Joris Lamers om een verhakkelde monoloog te brengen die een ingetogen en respectvolle ode moest zijn aan deze gekwelde vrouw.

Dat dit stuk rond het personage van Virginia Woolf geen giller zou worden, beloofde de titel al. En ‘Ik in het blauw’ werd inderdaad allesbehalve een lichtvoetige voorstelling, hoewel ze wel wat aan fond en kracht miste om werkelijk de impact te hebben die ze beoogde. De tekst die De Bosschere bracht, was mooi, maar leek soms kant noch wal te raken, waardoor het als kijker soms zoeken was naar een boodschap, een houvast. Wat het er niet makkelijker op maakte, en ons inlevingsvermogen nog meer op de proef stelde, was het feit dat de hele monoloog in de derde persoon verteld werd. Als De Bosschere over “ze” praatte, en dus over Virginia Woolf, praatte ze dan als een buitenstaander over de persoon van Woolf of praatte ze over zichzelf, haar personage Virginia Woolf, met een apathische afstandelijkheid? Toen ik De Bosschere achteraf vroeg naar de reden voor deze weigering verteller en vertelde te laten samenvallen, antwoordde ze vriendelijk maar kordaat: “uit respect”. Afstand houden uit respect, natuurlijk, een begrijpelijke keuze. Maar deze afstandelijkheid had ook een keerzijde: naast het feit dat het De Bosscheres vertolking zeer intrigerend en integer maakte, voelde je je als kijker nooit echt betrokken bij het verhaal, werd je nooit meegenomen, en kon je je niet identificeren met het personage.

Wie zich echter over dit euvel kon zetten, en oog had voor het geheel van de voorstelling met al haar subtiliteiten, kon zich verlekkeren aan details als de sprekende muziekkeuze (met steeds hetzelfde nummer dat terugkeerde, om de eentonigheid en het repetitieve van Woolfs leven te verbeelden), de symbolische rekwisieten (de kopjes thee, en het hele sociale gebeuren dat ermee samenhing waar Woolf zo’n afkeer van had), de projectie van de eenzame en duistere vuurtoren die dreigend op de achtergrond aanwezig was (verwijzend naar haar roman ‘The Lighthouse’) en de schijnbaar betekenisloze aanwezigheid van de enige andere acteur op scène, een haast doelloos rondschuifelende en mompelende Jan Joris Lamers (haar man?), die echter helemaal op het einde van de voorstelling met een knoert van een one-liner komt aanzetten die het hele stuk een wondermooie nieuwe kleur geeft.

‘Ik in het blauw’ is geen voorstelling die je meteen bij je nekvel grijpt of die het moet hebben van grote emoties en zwaarwichtig drama, maar toont met afstand en respect dat ingetogenheid en soberheid ook hun plaats verdienen op een podium.

 

 

Loin des Hommes: een stil gevecht door barre landschappen

David Oelhoffen – ‘Loin des Hommes’ – 16.03.2015 – 22u30 – Cinema Zed

 

Het is maandagavond en ik neem plaats in het vertrouwde rode zeteltje van Cinema Zed voor de laatavondfilm van vandaag: ‘Loin des Hommes’ van Franse regisseur David Oelhoffen, een nobele onbekende voor het grote publiek, maar – zo bewijst deze film – een regisseur met een boodschap en een subtiele feel voor sobere en indringende cinema.

De film speelt zich af in het Algerije van de jaren vijftig, toen de lokale rebellie tegen het Franse gezag en de strijd voor onafhankelijkheid zorgde voor de eerste gewelddadige confrontaties. Hoewel dit thema als een rode draad door de film loopt, staat het toch niet centraal in dit op Albert Camus’ gebaseerde verhaal ‘l’Hôte’, maar fungeert het als de historische achtergrond waartegen de barre tocht van de twee hoofdpersonages zich afspeelt.

We maken kennis met Daru, een rol weggelegd voor een uitstekende Viggo Mortensen, die verbaasde met een vlekkeloos Frans, en er daarbij ook nog eens wat Arabisch en een aardig potje Spaans tegenaan gooide. Mortensen bewees met deze ingetogen maar (niet louter linguïstisch) uitdagende rol nog maar eens zijn talent als acteur, te meer omdat we als kijker vaak het raden hadden naar het verleden en de motieven van Daru, wat dit personage af en toe wat onvoorspelbaar en moeilijk leesbaar maakte. Toch ben je als kijker meteen begaan met deze sympathieke, vredelievende maar tegelijk gewelddadige (zowel een paard als een onschuldige berber moeten er onder Daru’s handen aan geloven) leraar, die een rustig en teruggetrokken bestaan lijkt te leiden in een afgelegen schooltje tussen de kale rotsen van het Atlasgebergte. Deze rust wordt echter brutaal verstoord door de komst van een gevangene die aan Daru wordt uitgeleverd: de zwijgzame Mohamed (een Algerijn) moet door hem naar de rechtbank geëscorteerd worden, waarvan Daru weet dat het gelijk staat aan executie. De film neemt je mee door het prachtige en woeste landschap van Noord-Algerije, waarin deze twee mannen voortdurend moeten vechten tegen de onberekenbare natuurelementen, vijandige achtervolgers en hun eigen twijfels.

Want wat drijft deze mannen, ver weg van mens en wereld, op deze tocht naar de dood? Gerechtigheid, vriendschap, boetedoening? Je ziet deze vragen zichtbaar voor Mortensens helblauwe getormenteerde ogen dansen, maar een moraliserend antwoord of een vlekkeloos happy end hoeven we alsnog niet te verhopen. Toch weten deze twee verloren zielen zich een weg te banen uit hun hopeloze situatie, en lijkt de boodschap van deze film te zijn: er is altijd een uitweg, hoe moeilijk of beproevend die ook mag zijn.

Een barre meditatie over onafhankelijkheid, identiteit en de waarde van een mensenleven: een ontspannend tripje door de Atlas is het niet geworden, een mooi avontuur en parabel over vertrouwen en vriendschap daarentegen wel. Goedgekeurd!

Birdman: een wervelwind waar je je weg in vindt

Birdman: Or (The Unexpected Virtue of Ignorance) – Alejandro González Iñárritu – FILM 11.03.2015, 18u30, Cinema Zed (Stuk)

Alejandro González Iñárritu, regisseur van Amores Perros (2000), 21 Grams (2003) en Babel (2006) waagt zich aan een zwarte komedie en wint er meteen 9 Oscars mee. Qua cinematografie helemaal terecht. De film lijkt volledig in 1 shot gefilmd te zijn, chapeau aan de steadycammer (Emmanuel Lubezki) maar hier ook veel dank aan de monteur. De camera is de wervelwind die ons meesleurt door de hectische coulissen van Broadway en ons de onrust laat voelen die aanwezig is in het hoofd van hoofdpersonage Riggan. We zijn net zelf acteurs van het Broadway en wensen mee dat zijn megalomane project zal slagen. Een trip door de fantasieën van een gevallen held.

Tromgeroffel waarmee we direct de film invallen. Een onrustige camera die ons mee het spel in neemt, want dat is de film, een theaterspel waar we in vast zitten. We zullen ons voornamelijk identificeren met het hoofdpersonage, Riggan Thomson – voor velen Michael Keaton’s beste vertolking – een iconische wereldster die na enkele Birdmanfilms en een zwart gat besluit om een comeback te maken als theateracteur. Hij schrijft, regisseert, financiert en vertolkt vanaf nu zijn eigen stukken, en dit in een oud Broadway theatergebouw. Het merendeel van de film speelt zich dan ook af in dit gure pand, dat ons op een of andere manier gevangen houdt maar waar de camera zo losjes doorvliegt, dat het je ook een bepaalde vrijheid geeft. De vrijheid om te acteren. Van deze vrijheid maakt Iñárritu als een ervaren meester gebruik door de lijn tussen fantasie en realisme heel dun te houden.

Het leven als Broadwayacteur blijkt niet zo gemakkelijk te zijn en zeker niet als Riggans Birdmankarakter telkens weer de bovenhand neemt. Zijn Broadwaydebuut is gebaseerd op Raymond Carver’s ‘What We Talk About When We Talk about Love’. Hij speelt dit samen met Lesley (Naomi Watts), Laura (Andrea Riseborough) en door een verongelukte Ralph nu ook met Mike Shiner (Edward Norton). Deze laatste is dé ster van het theater, échter op het podium dan in het echt, maar ook knap lastig. Riggan heeft er alles voor over dat dit stuk zou slagen, want voor hem vormt het immers een rechtvaardiging van zijn bestaan.

Het stuk zelf ‘What We Talk About When We Talk About Love’ is niet zo interessant, maar alles wat er naast, achter, onder en boven het podium gebeurt is dat wel, en hoe. Elk personage heeft iets bizar en de combinaties van verschillende tegenstrijdige personages geeft een veelheid aan komische scènes. Riggan voegt zich bij deze mensen, een groep theatrale uitslovers die allemaal willen laten zien hoe goed ze toneel beheersen. Aan de ene kant is dat ontzettend pretentieus maar aan de andere kant is het ook net wat deze film becommentarieert. Ook de kritische recensente die het stuk al zou afkraken voor ze het gezien heeft, speelt hier in mee. De film werpt dus een redelijk pessimistische blik op de theatercultuur en je wordt er niet echt vrolijk van, maar uiteindelijk heb ik wel veel gelachen en me graag laten meevoeren met deze cinematografische wervelwind.

[met dank aan Louise De Groef]